In 1997 maakten we onze eerste ritjes met onze vers uit Engeland geïmporteerde de Austin Seven. Dat was steeds weer een avontuur:
Ik had al ooit lekkerbekkend staan
kijken naar allerhande “Vintage” machines. Natuurlijk waren
Bentleys geheel boven budget, maar een Austin Seven in volle
Brooklands-uitdossing in het enige echte Heilige Brooklands-clubhuis
deed mij ook het water in de mond lopen. Omdat ik in alle richtingen
wat breder ben uitgevallen dan de gemiddelde historische Brit, dacht
ik niet in een Seven te passen, tot een paar
behoorlijk formidabele Britten in Seventjes demonstreerden dat het
ook voor deze grootheden mogelijk was in een Ulster-Seven naar Monte
Carlo te rijden.
De verleiding
En toen was daar “The
Automobile”, waarin wel twee Sevens met Ulster-uiterlijk werden
aangeboden. Dat het ernstig was bleek uit het feit dat ik een week
later met een mede-patiënt (die was nog verder heen: hij
ging naar een Triumph kijken) bij de verkoper op de stoep stond om
een rondje met de Seven te doen.
Het zachte blauw (nee, ik bedoel hier
de lak en niet de uitlaatgassen) en de algehele conditie van de auto
deden mij besluiten dat dit hem was en via de meegebrachte draagbare
telefoon vroeg ik (pro forma) het thuisfront om toestemming.
Natuurlijk had ik meer auto’s moeten bekijken, maar dit was’m
gewoon en ik wist dat ik wat betreft de kleur al goed zat. De rest is niet zo belangrijk.
Binnen een week was het geld
overgemaakt en hoefde ik alleen nog maar trailer te organiseren om de
auto op te halen.
Een vriendelijke Austin-Seven-Opal
bezitter leende mij zijn enorme trailer (“ waar doe
jij hem normaal gesproken achter?”. “Achter mijn 5,7 liter Chevvy
Van, hoezo?” Nou ik wou’m achter mijn 1.8 Wolseley
hangen.........”) Ik had wel twee Seventjes dwars kunnen meenemen.
HSS = High Speed voor Sukkels
We gingen met de toen nieuwe hoge
snelheids-ferry over. Deze ferry was inderdaad hoog en de prijs ook.
Hij kon erg hard, maar deed dat op de heenweg niet. Inmiddels bestaat ie dan ook niet meer. De boot was zo vol met dagjesmensen
dat je niet eens in het restaurant terecht kon en nergens rustig kon
zitten. Leuk als je nog een eind moet rijden.
De verkoper, die ook nog in zijn
achtertuin een vliegveld, een historische Rolls-Royce en een paar
vliegtuigjes bezat, stond al blij te wuiven toen wij aankwamen. De
Seven was snel opgeladen en opgewonden begon ik aan de terugreis.
Jullie snappen natuurlijk wel dat ik het stuur geen seconde uit
handen gaf en regelmatig naar het zacht wiegende neusje van de Seven
in mijn achteruitkijkspiegel moest kijken.
Eenmaal thuisgekomen werd het Seventje
voorzichtig op zijn nieuwe slaapplaats gezet.
De volgende ochtend was ik natuurlijk
al vroeg op om stiekem een rondje te maken met de Seven. Dat viel
mee; ik had gedacht dat een Seven veel moeilijker zou zijn om te rijden, maar de
makkelijke reputatie bleek geheel verdiend te zijn. Alleen de
versnellingsbak springt soms uit de derde versnelling.
Kwajongen!
Het Seventje compleet met Ulster-Body
en Aero-screens deed één van mijn meest respectabele
vriendinnen(zij kocht onlangs een Morris Minor) uitroepen:
“Kwajongen!”, dus hij valt bij iedereen in de smaak. Behalve bij
mensen die te dicht erachter rijden en een zekere vergiftiging
riskeren. Het is overigens verbazend hoe veel mensen dat ook met
duidelijk genot doen.
Bij veel sportwagens is “Vroem” een
gewaardeerd effect, maar bij mijn Seven is het nog steeds
“Prutprutprut” en de snelheid is door de meeste pizza-bestellers
op hun brommertje makkelijk te overtreffen.
De keurmeester
De kentekenkeuring leek mij erg
spannend. Ik had richtingaanwijzers gemonteerd en andere koplampen.
De voorwielen leken mij ook wat vrij te bewegen, dus de
“trackrod-ends” had ik ook herzien.
De RDW-keurmeester was erg enthousiast en
keurde hem in één keer goed, op voorwaarde dat ik nog een spiegel
zou monteren en extra klemmetjes aan de remleiding zou maken (mijn
Seven heeft hydraulische remmen). Overigens leek op één moment het
hele keurmeesterbestand zich met mijn Seventje bezig te houden. Toen
één van de heren nog een rondje wou maken( “ik durf het bijna
niet te vragen, maar is dat nou een......?”) waagde ik het niet te
weigeren. Na deze keuring konden we in afwachting van het nummerbord
op vakantie. Die vakantie ging toevallig naar Engeland, zodat we nog
wat onderdeeltjes konden kopen en andere Sevens bekijken in
verschillende Musea.(Gaydon, Bourton on the water, Christchurch) en
een heuvelklimwedstrijd in Loton Park.
Meer Kwajongens
Op het landgoed Loton Park vermaakte
een groep Seven-rijders zich met het zo snel mogelijk beklimmen van
een heuvel. Bekende namen als Hadley Jr. en Roe heb ik daar kunnen
vernemen.
Ik had niet door dat dit grootheden in
Seven-land waren en het was ook niet aan ze te merken want de
conversatie was gemoedelijk en informatief. Ook was hun enthousiasme
aanstekelijk.
Misschien ga ik wel eens meedoen met
zo’n weekendje klimmen. We zouden zoiets natuurlijk ook in
Nederland kunnen organiseren, maar dan moeten we er ook voor zorgen
dat er nog wat Britse kwajongens komen meedoen.
De eerste schreden
Teruggekomen van vakantie meteen het
nummerbord “ DR-24-19” erop geschroefd, verzekering gebeld en
rijden maar. Ik ben wel begonnen met kleine stukjes
want de auto heeft geen waterpomp of koelventilator, maar dat lijkt
ook niet nodig. Zelfs met heet weer is er geen wolkje stoom te
bekennen.
Voor iemand zoals ik, die voornamelijk
gereden heeft in auto’s vanaf de zestiger jaren, is zo’n Seven
wel heel iets anders. Vooral deze, waarin je geheel onbeschermd zit.
Je moet ook echt moeite doen om snelheid te maken. Het sturen en de
vering voelt ook heel anders aan. Zelfs een klein tochtje wordt zo
een avontuur en zelfs als je voor je gevoel vreselijk de beest
uithangt met schakelen, sturen en remmen, terwijl de rest van het
verkeer, inclusief de stadsbussen, je in alle rust voorbij rijdt.
Ik was al lid geworden van de Dutch Pre
War Austin Seven-club, dus het Seven-clubweekend in
Harmelen zou het eerste Nederlandse optreden van ons Seventje
worden.
Eigenlijk had ik erheen willen rijden,
maar het feit dat er vrijwel geen bagageruimte is en ik nog geen
reserveband bezit(detail), betekende dat we met twee auto’s moesten
gaan.
Dat is ongezellig en omdat een ander
Seven-bezitter spontaan zijn trailertje aanbood, ging
de Wolseley weer op stap met een Seventje op sleep. De Wolseley
tekende wel protest aan door het uitlaatspruitstuk genant te laten
lekken (Seven had nu toch zijn eigen kenteken?), maar gaf verder
natuurlijk geen krimp. Ons Seventje (ik overweeg de naam “Blue
Thunder”) paste eigenlijk net niet op het trailertje. Dat wil
zeggen de vooras paste net wel, maar omdat de achterwielen breder
zijn dan de standaard Chummy-wielen, stak het achterstel net
iets uit. Gelukkig kan ik aardig sjorren en leek het gevaarlijker
dan het was.
En die Seven-club is mij er eentje. Het
woord Petrol-Head is voor enkelen een tamelijk exacte beschrijving.
Binnen 30 seconden en voordat ook maar iemand meer dan “hoi” had
gezegd, kropen er al joelende (kwa-)jongens om ons Seventje.
Natuurlijk had ik daar helemaal geen bezwaar tegen; ik vind dit veel
leuker dan bij andere clubs waar niemand je auto een blik waardig
keurt totdat je met de voorzitter zelf aanpapt.
De morgenstond.....
Omdat ik had gehoord dat het ritje op
zaterdag al om 9 uur zou beginnen, waren wij al op vrijdag komen
kamperen.
Dat meer mensen het wat vroeg vonden
kon ik uit alle wakkere gezichten opmaken. De organisatie had voor
een zeer compleet ontbijt gezorgd. Het regende bij de start nog niet
echt en ons Seventje tufte er op los. De aanwijzingen van de
puzzeltocht waren wel duidelijk, maar voor ons niet duidelijk genoeg.
Het regende inmiddels best echt en het papier werd steeds
onleesbaarder. Bij iedere bocht werd het water effectief op onze
gezichten gericht (U weet wel; ik had cyclewings en Aeroscreens op
mijn Seven). Na enige tijd vroeg de navigator of ik ook zoveel zand
tussen mijn tanden kreeg.
Toen de aanwijzingen in hun
puzzeligheid ons tweemaal Bodegraven hadden doen doorkruisen en het
Seventje ook begon te sputteren, besloten we de
noodenveloppe te openen om ons direct naar het rustpunt te dirigeren.
Het was inmiddels opgehouden met zachtjes te regenen.
Het rustpunt bleek een aardige
uitspanning te zijn, waar gelukkig ook warme drankjes te krijgen
waren.
Omdat de meeste deelnemers niet zoveel
behoefte meer hadden aan een puzzelachtige tocht werd besloten dat we
maar gewoon achter elkaar aan zouden rijden. Dat vond ik uitstekend,
want de aanwijzingen waren voor ons inmiddels geheel onleesbaar
geworden. Ook regende het nog steeds iets erger dan zachtjes, zodat
ik het druk had met het vermijden van de plassen.
Wij hebben overigens het gehele weekend
geen onenigheid gehad. Iets wat niet in alle Seventjes zo schijnt te
zijn geweest. Wellicht is de verhoogde ontberingsgraad in de onze
Special een reden voor grotere saamhorigheid.
De organisatie had ook gezorgd voor een
lunchstop in de vrije natuur. Gelukkig waren er voldoende paraplu’s
zodat iedereen droog kon staan. Ook was het gelukkig weer zachtjes
gaan regenen en de temperatuur was niet zodanig laag dat het
onaangenaam werd. Wij hadden dus geen enkele reden tot klagen. Het
was natuurlijk wel een beetje sneu, zo een week na een hittegolf in
de regen te staan, terwijl de organisatie zich geweldig had
uitgesloofd met drankjes, hapjes en een bezemwagen!
Er was al één Seventje dat het
tijdelijk opgaf (tot groot vermaak van de knutselaars).
De terugtocht naar de kampeerplek ging
door een rustiek landschap, maar omdat ik te druk was met het sturen
en schoonhouden van mijn bril, heb ik daar niet zoveel van gezien en
mij des te meer vermaakt.
Zo’n Seven is een echte sportwagen:
sport en autorijden komen zo wel héél dicht bij elkaar.
Toen ik met mijn bamboebenzinepeilstok
had gezien dat ik niet zo erg veel benzine meer had besloten wij nog
een ommetje te maken naar het nabije benzinestation.
Helaas haalden wij dat tankstation niet
en strandden wij op ongedistingeerde wijze. Gelukkig hadden we een
draagbare telefoon bij ons, zodat de hulptroepen ons
met een echt ouderwets benzineblik konden redden.
Het Seventje startte meteen weer en we
konden op zoek gaan naar het benzinestation dat iets verder weg lag
dan we dachten en ook geen lood(vervanger) benzine had.
Met de vijf liter uit het tankje konden
we gelukkig tot in Woerden komen waar men wel antieke benzine
verkoopt. Een Ezel stoot zich meestal niet twee keer aan dezelfde
steen en om ervoor te zorgen dat ons Ezeltje niet voor een tweede
keer zou stranden schaften wij zelf maar een modern benzinetankje
aan. Die past nog net naast het olieblik in de reservewielkast.
Op de zondag mochten we gelukkig langer
uitslapen. Toen we van het uitgebreide ontbijt genoten scheen de zon
ook al vrolijk. Het ritje was dan ook ineens heel anders het leek wel
weer zomer. Gelukkig hoefden we niet te navigeren en konden we gewoon
achter elkaar aanrijden.
Voordat we vertrokken brak het pijpje
van de oliemeter af, maar gelukkig was er een reddende buurman die
het pijpje even kon dichtsolderen, zodat de olievlek ingedamd kon
worden en we toch nog konden gaan rijden.
Omdat mijn bril ook weer doorzichtig
was kon ik ook van het mooie landschap en de prachtige landhuizen
genieten.
We stopten bij een molen die als
“Schaatsers-café” was ingericht. Op het terras konden we
genieten van appeltaart met koffie, thee of choco, terwijl we het
uitzicht hadden op onze wagentjes en interessant uitgedoste
schaatsers( dames en heren) op wieltjes.
Teruggekomen op de kampeerplek was er
nog een verrassing in de vorm van een meneer die voor iedereen
pannekoeken ging bakken.. Na de pannekoek begon men de Seventjes
weer op hun aanhangers te zetten en voorbereidingen te treffen voor
de aftocht. De Wolseley werd weer ingespannen en moe maar voldaan
volgden wij de anderen in de richting van de snelweg.
In Rhenen hebben we het Seventje van de
trailer gereden en de trailer weer bij zijn baas afgeleverd. Ik vond
dat de Seven de rit over de rijksweg van Rhenen naar Arnhem wel
moest kunnen halen.
Dat lukte ook wel, maar op de rechte
stukken g$ing het steeds langzamer zodat de Seven meer een historische
verkeersbelemmering met milieuramp ging vormen.
Moe en vies, maar wel tevreden heb ik
thuis het karretje weer op zijn plek gezet.
Mechaniekjes
De volgende dagen moest ik natuurlijk
gewoon werken, maar op een avond heb ik eerst de Wolseley voorzien
van een nieuwe uitlaatpakking, zodat ik op zaterdag mij weer met de Seven kon
bezighouden.
Er moest een verklaring zijn voor de
slechte prestaties en het natblijven van de bougies. Boven de 4000
toeren was er wel wat kracht aanwezig, dus helemaal kaduuk kon hij
toch niet zijn.
Iemand meldde dat hij wel eens
zoiets had gehad bij een Metro. Daar was de nokkenas-timing gewoon
een tandje verkeerd geschoten. Nou kon ik mij dat bij de grote tanden
van de Seven niet zo voorstellen, maar het was duidelijk dat er ooit
een kluns aan mijn wagentje had geknutseld, dus je weet maar nooit.
Er stond in mijn boekje dat het heel
makkelijk sleutelen is aan zo’n Seven maar bij de mijne is het iets
anders. Het is nog steeds niet echt moeilijk, maar voordat de kluns
ging sleutelen heeft er iemand allerlei heel vernuftige dingen
verzonnen. Er is dus sprake van interessante constructies met licht
broddelwerk van een latere datum.
Voor techneuten: de tandwielen zitten nog wel op de
normale plaats, maar ervoor zit een aluminium kast met weer
tandwielen en een ketting die de dynamo aandrijft. Die kast zit
gedeeltelijk vast met imbus-bouten (interessante constructie). Die
imbusbouten zijn gedeeltelijk beschadigd (broddelwerk). De moer van
het tandwiel van de krukas zit met koper vast gesoldeerd,
(Broddelwerk of erg degelijk geborgd?) De krukas is dan weer
afgedraaid en en is voorzien van een schroefdraad waarop weer een
moer zit die de ketting naar de dynamo aandrijft. Helemaal binnenin
zitten weer imbusbouten die heel netjes met draad geborgd zijn.
Toen ik deze constructie had verwijderd
kon ik eindelijk bekijken of de merktekens wan de tandwielen op de
juiste plek zaten. Eerst moest ik wel weten hoe die merktekens
eigenlijk hoorden te zitten, dus ik belde maar een expert. Ik had het idee dat hij dacht: “ Rare man, als je niet weet
hoe die merktekens horen, dan zal je verder ook wel niet zo handig
zijn”. Maar zoals alle Seven-bezitters die ik ontmoet was ook hij
vriendelijk en behulpzaam.
U weet natuurlijk allemaal (maar ik kon
het nergens in mijn boekjes vinden)dat de merktekens op het ene wiel
uit twee nulletjes bestaat, en op het andere tandwiel uit één
nulletje. Als je de wielen er nou zo op zet dat het enkele nulletje
tussen de twee nulletjes terecht komt, zit het goed.
Dat wist ik nu ook, maar de vorige
sleutelaar blijkbaar niet want het ene nulletje zat naast alletweee
de nulletjes..... Dat verklaarde minstens een deel van de “tuning”
van de motor.
Omdat ik bang was dat ik zou vergeten
waar alle boutjes en moertjes vandaan kwamen heb ik de boel maar
meteen dezelfde avond weer in elkaar gezet.
Ik hield inderdaad niets over en de
motor, die ik gewoon volgens mijn basiskennis van verbrandingsmotoren
weer van distributie en ontsteking voorzien had startte meteen en
liep na wat afstellen een stuk beter dan eerst. Nog niet helemaal
regelmatig, maar de bougies blijven nu droog en de rookontwikkeling
is nog niet weg, maar wel een stuk minder. Ook kan ik weer in de
vierde versnelling snelheid houden. Voor mij is dit voorlopig
voldoende.
Hoewel, heeft er iemand ervaring met
het inbouwen van JAP V-Twins? Dat heb ik in Engeland eens gezien en
dat ging toch aardig vooruit..............